structuralisme

Wat is structuralisme:

Structuralisme is een benadering van gedachten gedeeld door psychologie, filosofie, antropologie, sociologie en taalkunde die de cultuur en haar cultuur gevormd ziet door structuren waarin we onze gebruiken, taal, gedrag, economie en andere factoren baseren.

Naast de Humane Wetenschappen gebruikt de Administratie ook structuralisme als een methode voor de ontwikkeling van zogenaamde Management Sciences.

De structuralistische methode is de analyse van de sociale werkelijkheid gebaseerd op de constructie van modellen die verklaren hoe relaties worden gegeven vanuit structuren die zij structuren noemen.

Structuur is een abstract systeem waarin feiten niet geïsoleerd zijn en van elkaar afhankelijk zijn om het geheel te bepalen. Economische uitwisselingen zijn afhankelijk van sociale banden, die op hun beurt worden bepaald door systemen van onderscheid, enzovoort.

Het zijn onderling verbonden elementen waarin de kracht van de structuur wordt waargenomen en het wordt gezien dat niet al het feit kan worden begrepen door wat wordt blootgesteld, dat er impliciete elementen zijn. Hiermee is het structuralisme van mening dat gebeurtenissen altijd met elkaar in verband staan ​​en dat er geen geïsoleerde feiten zijn.

De beroemdste structuralistische school ter wereld is het Franse structuralisme, vertegenwoordigd door Jacques Lacan, Roland Barthes en Claude Lévi-Strauss. Het piekte in de jaren zestig, in een tijd waarin het probeerde een andere prominente Franse filosofische gedachte, het structuralisme van Jean-Paul Sartre, tegen te werken.

Het structuralistische perspectief ontstond uit de taalkunde, met Ferdinand de Saussure in de jaren 1910. Het is de Zwitserse denker die de basis zal leggen voor de ontwikkeling van twee onderzoeksgebieden, structurele taalkunde en semiotiek. Het bepaalt niet het gebruik van de woordstructuur, maar een deel van systemen gevormd door assen van betekenis en taalkundige tekens die betekenissen en betekenaars vormen, waarbij de historische analyse van de variëteiten van talen of dialecten verwaarloosd wordt.

Uit deze theorie ontstaat de structuralistische methode, ontwikkeld door de Franse Claude Lévi-Strauss. Van de observatie-deelnemer in stammen, inclusief in Brazilië, realiseerde de antropoloog het bestaan ​​van regels en normen die waren vastgesteld tussen de sociale groepen van de onbewuste vorm, die de structuren vormden van verwantschap, de taal, de gewoonten en alles wat met het gedrag te maken had in de samenleving. Levi-Strauss gebruikte dezelfde methode van taalkunde toegepast op de studies van cultuur en dus gesticht op structurele antropologie.

Structuralisme en functionalisme

Psychologie heeft ook een eigen structuralistische theorie, gemaakt door de Duitser Wilhelm Wundt, die de studie van structuren van de geest beschouwt als een manier om menselijk gedrag te begrijpen en te behandelen. Edward Tithener was een leerling van Wundt en ontwikkelde Amerikaans structuralisme in de psychologie.

Functionalisme in de psychologie is tegengesteld aan structuralisme. Het onderzoekt de functies die door de geest worden uitgevoerd om het gedrag te sturen. Het heeft invloed op de Darwiniaanse theorie van de evolutie en aanpassing van de man. Zijn grootste exponent is John Dewey.

In antropologie en sociologie is functionalisme het perspectief dat de sociale functie van gebeurtenissen meer invloed heeft op gedrag in de samenleving dan op structuur. Alsof de feiten de beperkingen waren, niet het systeem zoals het structuralisme begrijpt.

Tot de leidende namen van het functionalisme in de sociale wetenschappen behoren Emile Durkheim en Bronislaw Malinowski. Na hem ontwikkelt de antropoloog Radcliffe-Brown het zogenaamde structureel-functionalisme, wat de pure en eenvoudige historiciteit van acties in de samenleving uitsluit, en dat sociale organisaties functioneel zijn om de behoeften van de groep en haar structuur te behouden.

Structuralisme en post-structuralisme

Poststructuralisme is een stroming van denken die voortkomt uit kritiek gericht op structuralisme. Vanwege de minachting van historische omstandigheden is het structuralisme sinds zijn oorsprong veroordeeld om een ​​bepaald structureel determinisme toe te passen.

In de actualiteit wordt ook begrepen dat structuralisten de keuzevrijheid van het individu in de structuur niet beschouwen alsof er geen kans is om op zichzelf te handelen anders dan door het systeem is vastgesteld.

Met dergelijke perspectieven, post-structuralism ontstaat niet als een contrapunt voor structuralisme, maar als een deconstructie gekoppeld aan postmodernisme. Voor post-structuralisten is de realiteit sociaal geconstrueerd en heeft deze een subjectieve vorm. Dit geeft de proefpersonen vrijheid van interpretatie, en deze deconstructie maakt het mogelijk om betekenaar van betekenis te dissociëren.

De belangrijkste poststructuralisten zijn Jacques Derrida, Gilles Deleuze en Michel Foucault zelf.